Geschiedenis Hoogewerff-Fonds
Handelingen van het bestuur
Gedurende de eerste jaren na de oprichting van de Stichting Hoogewerff-Fonds wordt door het bestuur veel aandacht besteed aan de wijze waarop de gelden belegd dienen te worden en omstreeks 1928 wordt besloten het effectenbezit van het Fonds (obligaties) te assureren tegen koersverlies bij uitloting.
In 1925 wordt voor de eerste maal een Gouden Hoogewerff-Medaille uitgereikt aan Ir. J. Rutten als waardering voor zijn gehele levenswerk op het gebied van de chemische technologie. Deze medaille zal in de toekomst ongeveer om de drie tot vijf jaar worden toegekend.
In 1931 draagt Prof. Hoogewerff, wegens vergevorderde leeftijd, het voorzitterschap van de Commissie van Beheer over aan de heer Spakler. Op diens voorstel wordt in 1932 besloten den afgetreden voorzitter, tevens stichter van het Fonds, en mevrouw Hoogewerff-van Stolk verlof te vragen hunne namen als beschermheer en beschermvrouwe van het Fonds te mogen gebruiken. Een verzoek dat uiteraard werd ingewilligd.
In de 20ste vergadering van de Commissie van Beheer op 4 oktober 1934 wordt het overlijden van Prof. Hoogewerff en van Dr. Van Linge herdacht. In diezelfde vergadering wordt een, door de voorzitter samengestelde Geschiedenis van het Fonds sinds de oprichting uitgereikt.
De vergadering van 27 september 1938 herdenkt het overlijden van mevrouw A. Hoogewerff-Stolk, beschermvrouwe van het Hoogewerff-Fonds.
De invloed van de Tweede Wereldoorlog blijkt uit het feit dat in 1943 alle papieren over financiën en ontvangen aanvragen worden rondgezonden omdat het reizen thans moeilijk en onaangenaam is en veel tijd vergt.
Daar oorlogsomstandigheden iedere activiteit van het Fonds onmogelijk hadden gemaakt wordt pas op 15 maart 1946 weer vergaderd. Daarbij wordt geconstateerd dat, ondanks een oproep daartoe in het Chemisch Weekblad, er weinig aanvragen zijn ontvangen. Ook een hernieuwde oproep, waarin f. 6.000,- beschikbaar werd gesteld om een nieuw onderzoek uit te lokken, blijft zonder resultaat.
De in de voorafgaande jaren ontvangen aanvragen golden nagenoeg alle financiële steun voor het doen of voortzetten van onderzoek of aanschaf van apparatuur. Naar aanleiding van een aanvraag in 1918 om steun voor de aanschaf van apparatuur tot het doen van zeer nauwkeurige bepalingen der verbrandingswarmte met behulp van de bom van Berthlot, begroot op f. 3.955,-, waarvan ook door het Van ’t Hoff-Fonds reeds een bijdrage van f. 600,- was toegekend, ontstaat een discussie of de instrumenten eigendom zouden worden van het Hoogewerff-Fonds. Besloten wordt uiteindelijk de aanvraag goed te keuren met schenking van de apparaten aan den Staat, ter plaatsing in het scheikundig laboratorium der Technische Hoogeschool.
In 1947 wordt geld beschikbaar gesteld voor het tot stand komen van een dissertatie. Bij de toezending van het proefschrift wordt de toezegging gedaan dat thans een aanvang zou worden gemaakt met de terugbetaling van de ontvangen gelden, hetgeen ook is geschied.
In 1948 wordt een aanvraag goedgekeurd voor de bekostiging van een kostbare fotometer (f. 5.000,-) voor het bepalen van steroïden in de urine van patiënten lijdende aan verschillende ziekten. Hieraan werd echter wél de voorwaarde verbonden dat de apparatuur eigendom blijft van het Hoogewerff-Fonds. Dit dient te worden aangegeven door een plaatje, duidelijk zichtbaar aangebracht op het instrument. Het Hoogewerff-Fonds behoudt zich het recht voor het instrumentarium indien het niet, of onvoldoende, wordt gebruikt aan anderen ten gebruike af te staan.
In de jaren 1954 tot en met 1957 wordt in de vergaderingen regelmatig onbehagen geuit over het geringe aantal aanvragen. In 1958 is zelfs overwogen het Fonds op te heffen of anders jaarlijkse bedragen ter beschikking te stellen aan TNO of het Delfts Hogeschool Fonds. Daarvoor was echter een statutenwijziging noodzakelijk.
Op andere gronden wordt het in 1958 noodzakelijk geacht de redactie van de statuten te wijzigen. De wijziging wordt, met volledige handhaving van het bij de oprichting gestelde doel, in 1960 geëffectueerd ten overstaan van notaris Mr. H.B. van Rhijn te Zeist. Eén van de meest voor de hand liggende wijzigingen betrof de passage in Nederland of in Nederlandsche Koloniën, welke werd vervangen door: in Nederland of de Rijksdelen Overzee. Ook komt er door deze statutenwijziging verandering in de status van secretaris-penningmeester, die voorheen geen deel uitmaakte van het bestuur, maar na 1960 wél.
Blijkens schrijven van het Ministerie van Justitie van 15 juli 1960 is de Stichting Hoogewerff-Fonds onder no. 10634 ingeschreven in het Openbaar Centraal Stichtingenregister.
In 1960 wordt Prof. Brender á Brandis, die al sinds de oprichting van het Fonds in 1917 de functie van secretaris-penningmeester vervulde, opgevolgd door Prof.dr.ir.P.M. Heertjes.
Mevrouw Brender á Brandis, die tot dusverre de boekhouding en daarmee samenhangende arbeid altijd op uitnemende wijze had verricht, is bereid dit nog enige tijd te blijven doen.
In 1962 wordt echter, gezien de intensivering van het werk en overeenkomstig de wens van mevrouw Brender á Brandis zelf, besloten de samenwerking te beëindigen. Daar de statuten het mogelijk maken dat aan de secretaris-penningmeester een administratieve kracht, of hulp van een Bank wordt toegewezen wordt de secretaresse van Prof. Heertjes, mevr. Th.E. van Bruggen, desgevraagd bereidgevonden deze taak op zich te nemen.
Ten gevolge van een het bestuurslid Ir. C.J. Asselbergs overkomen ernstig auto-ongeval en zeer ernstige ziekte van de voorzitter, Prof. Uytenbogaart, wordt er in 1963 niet vergaderd.
In de vergadering van januari 1964 wordt geconstateerd dat de financiële positie van het Fonds weliswaar zeer gunstig leek, maar toch wordt besloten na te gaan of de fondsen wel goed zijn belegd. De conclusie van de geraadpleegde beleggingsdeskundige van de Algemene Bank Nederland en de Directeur van het Pensioenfonds van Shell luidt: tegen deze achtergrond is de verhouding in de portefeuille (ca. 40 % vastrentend, ca. 60 % aandelen) o.i. goed. De beleggingen zijn alle van goede kwaliteit.
Het plotseling uitvallen van de voorzitter in 1963 maakte het gemis aan een vice-voorzitter voelbaar en besloten wordt dan ook tot benoeming van een vice-voorzitter in de persoon van Ir. C.M.R. Davidson.
Nog steeds komen in deze jaren weinig aanvragen om steun binnen. Ook een bericht aan Dr. J.H. Banner van ZWO, dat het Hoogewerff-Fonds bereid is te bezien of steun kan worden verleend in die gevallen, waar ZWO reglementair niet kan helpen blijft zonder resultaat.
Het aanzienlijke bedrag op de post “Reserve uitkeringen” doet de vraag rijzen in hoeverre het gewenst is het uitgavenpatroon af te stemmen op het jaarlijks besteedbare bedrag, dan wel in voorkomend geval dit bedrag te overschrijden en de gekweekte reserve aan te spreken. Hoewel de meningen hierover telkenmale verdeeld blijken te zijn wordt toch besloten zo nodig de reserves wél aan te spreken.
In 1965 wordt besloten om, ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van het Hoogewerff-Fonds in 1967, een boek te doen verschijnen over de Chemische Industrie in Nederland gedurende deze vijftig jaren. In samenwerking met de Koninklijke Nederlandse Chemische Vereniging KNCV, het Koninklijk Instituut van Ingenieurs KivI, het Centraal Instituut voor Industrieontwikkeling CIVI en de Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie VNCI, werd een boek uitgegeven, geschreven door Dr.ir. H. Koopmans, getiteld: Vijftig jaar scheikundige nijverheid in Nederland (uitgeverij Waltman, Delft, 1967). Ondanks een in het algemeen gunstig onthaal blijkt de verkoop hiervan echter tegen te vallen.
In 1970 stelt Prof. Heertjes voor een wat jongere man of vrouw te belonen voor belangrijk werk op het vakgebied, als aanmoediging voor de verdere loopbaan van betrokkene. Dit voorstel wordt in 1971 nader uitgewerkt en de eerste Hoogewerff-Jongerenprijs wordt in augustus 1974 uitgereikt aan Dr.ir. F.C. Eversteijn tijdens de zomervergadering van de KNCV.
In 1975 verschijnt een boekje getiteld: “De Geschiedenis van het Hoogewerff-Fonds”, van de hand van mevrouw Th.E. van Burggen, administratrice van het Fonds.
In de jaren 1981 en 1982 wordt opnieuw uitgebreid gediscussieerd over de besteding van de gelden bij gebrek aan aanvragen. Ter sprake komen: een afstudeerprijs, een dissertatieprijs en aanschaf van apparatuur voor onderzoek. Gezien de hoge kosten van apparatuur wordt steun hiervoor door het Hoogewerff-Fonds niet haalbaar geacht.
Een voorstel van Dr. Mackor tot het verlenen van steun aan Workshops door het bekostigen van prominente gastsprekers, b.v. uit het buitenland, vindt algemene instemming en Uitnodiging Gastspreker wordt dan ook een vast punt op de agenda van de bestuursvergaderingen.
Een ander, regelmatig terugkerend, onderwerp van discussie is de naamsbekendheid van het Hoogewerff-Fonds. In 1983 wordt het idee geboren om door nauwere samenwerking met NPT (Nederlandse Proces Technologen) het Hoogewerff-Fonds een grotere bekendheid te geven. Hieraan wordt inhoud gegeven door Prof.dr.ir. A.A.H. Drinkenburg uit Groningen en bestuurslid van NPT uit te nodigen lid te worden van het Bestuur van het Hoogewerff-Fonds. Helaas is dit lidmaatschap slechts van korte duur en zijn plaats wordt ingenomen door Dr.ir. A.H.M. Verkooijen, die op zijn beurt inmiddels is opgevolgd door Prof.dr.ir. J. de Graauw.
In 1983 wordt tevens een verzoek ontvangen van de KNCV om een bijdrage voor het Technisch Museum NINT te Amsterdam. Het betreft hier een blijvende chemie-tentoonstelling die jaarlijks door zo’n 50.000 personen, vooral jongeren, wordt bezocht. Dit verzoek wordt gehonoreerd met een schenking van f. 7.500,-; de opening van de tentoonstelling wordt door enkele bestuursleden bijgewoond.
In 1991 verschijnt een tweede, geactualiseerde druk van De Geschiedenis van het Hoogewerff-Fonds van de hand van mevrouw Th.E. van Bruggen.
Begin negentiger jaren wordt door de vice-voorzitter, Prof.drs.ir. J. Groot Wassink, het denkbeeld geopperd om een bijzondere leerstoel in te stellen in de toenmalige Faculteit der Scheikundige Technologie te Delft, om gedurende vijf jaar, één dag per week, onderwijs te geven in een specifiek onderwerp. Dit voorstel vindt grote bijval; als onderwerp wordt gekozen voor Duurzame Chemische Technologie. Het voorstel wordt door de Faculteit aanvaard; een door een profielcommissie, onder voorzitterschap van Prof. Groot Wassink, opgesteld profiel wordt geaccordeerd en de commissie gaat over in een benoemingsadviescommissie met als uiteindelijk resultaat de benoeming van Ir. G.J. Harmsen Btw.
In 1995 worden, in samenspraak met Notaris Mr. R. Kamps, de statuten van het Hoogewerff-Fonds opnieuw geactualiseerd. Met name komt in een aantal artikelen de zinsnede: en de Rijksdelen Overzee te vervallen en behoeft het effectenbezit niet langer in bewaring te worden gegeven bij de Nederlandse Bank, haar Bijbank of één harer Agentschappen, die voor de verzilvering der coupons zal zorgdragen (art. 10).
In de negentiger jaren heeft het Hoogewerff-Fonds op verschillende wijzen steun verleend aan de nieuwe postacademiale Ontwerpers Opleiding op het vakgebied in Delft, Eindhoven en Twente, die tot doel heeft in een tweejarige cursus het vermogen te ontwikkelen tot synthese en interdisciplinair werken, dat kenmerkend is voor de uitoefening van het beroep van ontwerper. Zo ontvingen de deelnemers een in deze opleidingen veelvuldig gebruikt handboek, waarbij meestal werd gekozen voor Perry’s Chemical Engineers Handbook en verleende het Fonds ook financiële steun aan de inrichting van vakbibliotheken voor deze opleidingen.
Daarnaast was er, jaarlijks voor elk van de drie opleidingen, een reisprijs voor een bezoek aan een buitenlands congres.
In een later stadium, toen deze opleidingen voldoende bekendheid en erkenning genoten, werden deze bijdragen beëindigd en kon het daardoor vrijkomende geld ten goede komen aan de eerste Hoogewerff-leerstoel in Delft.
Met tweemaal een bijdrage van f. 12.500,- steunde het Hoogewerff-Fonds de uitgave van de zevendelige serie: Techniek in Nederland in de twintigste eeuw, met name het deel: Delfstoffen, energie en chemie dat in 2000 is uitgekomen.
Bron: W. Herman de Groot en C.M. van der Loo-Vreeburg, De geschiedenis van het Hoogewerff-Fonds, Eigen uitgave, 2002, 52 pagina’s.