Oprichting

Geschiedenis Hoogewerff-Fonds

Oprichting Stichting Hoogewerff-Fonds

De Stichting Hoogewerff-Fonds werd op 29 augustus 1917 gesticht door Professor dr. Sebastiaan Hoogewerff, oud-hoogleraar aan de toenmalige Technische Hoogeschool te Delft.
De acte van oprichting werd op 10 januari 1918 voor notaris Mr. P.J. van Wijngaarden te Rotterdam gepasseerd en, zoals de eerste statuten vermeldden, werd het bestuur van de Stichting opgedragen aan een zogeheten Commissie van Beheer.
Hieronder volgt een citaat uit deze notariële acte:

Voor de eerste maal zullen, behalve Professor Hoogewerff (foto rechts), als leden dier Commissie optreden de heeren:

Professor Doctor Jacob Böeseken, technoloog, hoogleeraar aan de Technische Hoogeschool te Delft, wonende aldaar;

Adolf ter Horst, technoloog, directeur van de Naamlooze Vennootschap Fabriek van Chemische Producten, Schiedam, wonende aldaar;

Professor Doctor Arnold Frederik Holleman, hoogleeraar aan de Universiteit van Amsterdam, wonende aldaar;

Doctor Arend Roelf van Linge, technoloog, directeur van de Nederlandsche Kininefabriek te Maarssen, wonende aldaar;

Professor Doctor Willem Reinders, hoogleeraar aan de Technische Hoogeschool, wonende te Delft;

Andries Spakler, technoloog, directeur der suikerraffinaderij voorheen Spakler & Tetterode te Amsterdam, wonende aldaar;

Marius Gerrit Wagenaar Hummelinck, directeur van de Naamlooze Vennootschap Hollandia te Vlaardingen, wonende aldaar;
August Wurfbain, technoloog, procuratiehouder bij de Bataafsche Petroleummaatschappij, wonende te Scheveningen;

terwijl de Wis- en Natuurkundige Afdeeling der Koninklijke Academie van Wetenschappen te Amsterdam en de Raad van Bestuur van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs op verzoek van den stichter ieder een commissielid hebben aangewezen, en wel het eerstgenoemde lichaam den heer Professor Doctor Ernst Cohen, hoogleeraar aan de Rijksuniversiteit te Utrecht en het tweede: Doctor Francois Gerard Waller, technoloog, president-directeur der Nederlandsche Gist- en Spiritusfabriek te Delft.

Het lidmaatschap der Commissie eindigt zodra het lid den zeventigjarige leeftijd bereikt heeft. Deze bepaling is niet van toepassing op den stichter.

Het Stichtingskapitaal bedroeg f. 112.000,-, het bedrag dat Prof. Hoogewerff destijds, als dank voor zijn diensten de gemeenschap bewezen, van zijn vrienden uit de Nederlandse industrie en daarbuiten ontving bij het bereiken van de 70-jarige leeftijd. Hij heeft dit geld niet te eigen bate willen aanwenden maar heeft het bestemd als kapitaal voor de door hem op te richten Stichting. Dit gebaar was te meer opmerkelijk omdat aan hem geen pensioen werd toegekend.

Vermeldenswaard is in dit verband dat, toen Professor Hoogewerff door de beurscrisis in de jaren 1929-1933 in financiële moeilijkheden kwam, het Bestuur besloot hem uit het Fonds enige steun te verlenen op grond van artikel 2, lid 4 van de Statuten, ten bedrage van f. 7.500,- verdeeld over 5 jaren.

Genoemde Commissie van Beheer kwam voor het eerst bijeen op vrijdag 21 december 1917. De notulen van deze bijeenkomst vermelden dat de Voorzitter de heeren welkom heet, die ondanks de bezwaarlijke reisgelegenheid ter bijeenkomst zijn verschenen. Hierbij realiseert men zich dat de Eerste Wereldoorlog nog in volle gang was.

Het Bestuur van het Hoogewerff-Fonds was een plek waar de bestuurders van chemische bedrijven en hoogleraren, vooral uit Delft en Amsterdam, elkaar ontmoetten. Vanuit de industriële optiek was dit dé ontmoetingsplaats met de academische chemische wereld.

Het Fonds had toenmalig ten doel om het verrichten van wetenschappelijk onderzoek van chemisch-technische aard te steunen, ook verdienstelijke onderzoekingen op dat gebied te beloonen en daardoor mede te werken tot de bevordering der scheikundige nijverheid in Nederland en Koloniën.

De samenstelling van het eerste bestuur vormt een staalkaart van de op sleutelposities zittende industrieel-gerichte academische chemici en van de industrieën waar Hoogewerff nauwe relaties mee onderhield. Aldus vormde het een weerspiegeling van een hecht netwerk tussen de opleidingsinstituten en de chemische industrie en het bleef die rol gedurende de rest van de eeuw vervullen.

Wanneer een lid aftrad bleven de achterliggende relaties meestal intact. Toen de heer Wurfbain bijvoorbeeld in 1923 aftrad volgde de inmiddels directeur van de B.P.M. geworden technoloog Ir. J.E.F. Kok hem op en toen Ir. Van Linge in 1934 overleed was de eveneens uit de kinine-industrie afkomstige Dr.ir. P. Hajonides van der Meulen zijn opvolger. Later in de eeuw traden ook vertegenwoordigers van Staatsmijnen (DSM), de Koninklijke Maatschappij voor Zwavelzuurbereiding (Ketjen, later Akzo Nobel, nu Albemarle) en de AKU (later Akzo Nobel) toe. Het bestuur van het Hoogewerff-Fonds bleef zo lange tijd één van de belangrijkste chemisch-technologische ontmoetingsplaatsen in Nederland.

Prof.dr. S. Hoogewerff